Examples of using "тома" in a sentence and their dutch translations:
- Luister naar Tom.
- Hoor Tom aan!
Vang Tom.
Maak Tom wakker!
- Vraag het aan Tom.
- Vraag Tom.
- Raak Tom.
- Sla Tom.
Steun Tom!
Verlaat Tom.
Verlaat Tom.
Waarschuw Tom.
Verlaat Tom.
Vergeet Tom.
Vind Tom.
Tom is geschorst.
Tom heeft overgegeven.
- Versla Tom!
- Sla Tom!
- Beschrijf Tom.
- Omschrijf Tom.
Vergeef Tom.
Knuffel Tom.
Identificeer Tom.
Kus Tom.
Laat Tom vrij.
Red Tom.
Stop Tom.
Bescherm Tom.
Dood Tom.
Bescherm Tom.
Tom werd beroofd.
Heb je Tom gewaarschuwd?
- Heb je Tom gevonden?
- Heeft u Tom gevonden?
- Hebben jullie Tom gevonden?
Wacht je op Tom?
Laten we Tom vragen.
Neem Tom mee naar huis.
Waar is Toms assistent?
- Ken je Tom?
- Kent u Tom?
- Kennen jullie Tom?
- Heb je Tom vermoord?
- Heeft u Tom vermoord?
- Hebben jullie Tom vermoord?
- Heb je Tom gedood?
- Heeft u Tom gedood?
- Hebben jullie Tom gedood?
Je hebt Tom teleurgesteld.
- Stuur Tom weg.
- Zorg dat je van Tom afkomt.
- Poeier Tom af.
Ik vraag het aan Tom.
Een krokodil heeft Tom opgegeten.
Toms dromen kwamen uit.
Tom werd aan de kant geschoven.
Ben je bang voor Tom?
Iedereen haat Tom.
Onderbreek Tom niet.
Hou jij van Tom?
- Je onderschat Tom.
- U onderschat Tom.
- Jullie onderschatten Tom.
Ik geef Tom de schuld.
Iedereen hield van Tom.
Ik heb Tom geslagen.
- Heb je Tom vermoord?
- Heeft u Tom vermoord?
- Hebben jullie Tom vermoord?
Laat Tom met rust.
Tom werd ontslagen.
Mary is Toms vriendin.
- Je hebt Tom gewekt.
- Je hebt Tom wakker gemaakt.
Beledig Tom niet.
Bent u langer dan Tom?
Dat is Toms kat.
- Je bent Toms vriend.
- Je bent een vriend van Tom.
- Je maakt Tom van streek.
- Jullie maken Tom van streek.
Je hebt Tom schrik aangejaagd.
Hield je van Tom?
- Ben jij Toms vriendin?
- Ben jij Tom zijn vriendin?
Laten we Tom feliciteren.
Ik ben Toms mentor.
- Ze ontkleedden Tom.
- Ze kleedden Tom uit.
- Ze hebben Tom uitgekleed.
Tom is niet hier.
- Ik ben op zoek naar Tom.
- Ik zoek Tom.
Tom heeft problemen.
Iedereen plaagde Tom.
Kende je Tom?
- Geef Tom een kus.
- Geef Tom een zoen.
- Ze hebben Tom uitgezet.
- Ze hebben Tom gedeporteerd.
Haal Tom.
Pak Tom.
Neem Tom.
Troost Tom.
Is dit van Tom?
Tom gaf over.
Maak Tom wakker!
Tom werd ontslagen.
- Tom was ontvoerd.
- Tom is ontvoerd geworden.
Tom werd gearresteerd.
Zoek Tom.
Tom werd meegenomen.
Zoek Tom.
- Vergeef Tom!
- Vergeef Tom.
Tom wordt gechanteerd.
- Tom heeft overgegeven.
- Tom gaf over.
Zoek Tom.