Examples of using "сестры" in a sentence and their dutch translations:
Beide zussen zijn blondines.
Ze is langer dan haar zus.
Dit is een foto van mijn zus.
Beide zussen zijn blondines.
Bij mijn zus.
Ze is langer dan haar zus.
Ze heeft twee zussen.
Beide zusjes zijn advocaat.
Hebben jullie zussen?
Ik kreeg een brief van mijn zus.
Hij heeft twee zussen.
Tom heeft geen zus.
Beide zussen zijn erg knap.
Ana heeft geen zusters.
Ik heb drie zussen.
Lieve broers en zussen!
Dit woordenboek is van mijn zus.
Die boeken zijn van mijn zus.
Pedro heeft geen zus.
- Dat is de camera van mijn zus.
- Dat is mijn zus haar camera.
Mijn zus heeft een leuke piano.
Mijn zus heeft een leuke piano.
- Zij heeft twee zusters.
- Ze heeft twee zussen.
Hij heeft drie oudere zussen.
Mijn zus heeft een baan.
Mijn zus heeft een leuke piano.
Ik heb drie jongere zussen.
Ik heb twee oudere zussen.
Mijn zus haar auto is roze.
- Mijn zuster heeft een piano.
- Mijn zus heeft een piano.
Mijn zusters zijn allebei ongehuwd.
Ik heb twee nichtjes.
De tweede man van mijn zuster is een Griek.
- De man van mijn zus is mijn schoonbroer.
- De man van mijn zus is mijn zwager.
Ik heb Tom gevraagd om de kleren van zijn zus niet te dragen.
Is dit jouw glas of dat van je zus?
De zoon van mijn zus is onze neef.
Het haar van mijn zus komt tot haar schouders.
De echtgenoot van de zuster van mijn vader is mijn oom.
Ik heb twee zusters, allebei getrouwd.
Hij heeft drie oudere zussen.
Ik heb een geschenk aanvaard van zijn zuster.
Een nicht is de dochter van je broer of van je zuster.
Ik heb één broer en twee zussen.
Ik heb geen broer maar ik heb twee zussen.
- Een week later ontvingen we een brief van de zuster van Tom.
- Na een week ontvingen we een brief van de zuster van Tom.
Kunt ge haar onderscheiden van haar zus?
Hij is de man van mijn zus. Hij is mijn zwager.
Ik heb drie broers en vier zussen.
Toms moeder en zuster hadden borstkanker.
De twee zussen werden meer en meer bekend.
Ze heeft twee zusters. Allebei wonen ze in Kioto.
Ik heb één broer en twee zussen.
Tom heeft drie zussen.
Ze heeft twee zussen die allebei in Tokyo wonen.
Ik heb geen auto, maar mijn zus wel.
Ik heb drie neven.
- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.
Mijn zus heeft drie katten, mijn broer heeft er geen.
Mijn zus heeft twee zoons, dus ik heb twee neven.
Mijn zus werkt als lerares Engels.
Hebben jullie zussen?
- "Heb je broers of zussen?" "Nee, ik ben enig kind."
- "Heb je broers of zussen?" "Neen, ik ben enig kind."
Ik heb 1000 yen geleend van mijn kozijn.