Examples of using "приехала" in a sentence and their dutch translations:
Samantha is er.
Ze is aangekomen.
- Ik ben gisteren aangekomen.
- Ik kwam gisteren aan.
Zij kwam uit Jakarta.
De politie is hier.
- Samantha is aangekomen.
- Samantha is er.
Het is aangekomen.
Katja is met de bus naar huis gekomen.
- Je kwam hier eergisteren?
- Ben je eergisteren gekomen?
- Wanneer zijt ge aangekomen?
- Wanneer ben je aangekomen?
- Ik ben gisteren aangekomen.
- Ik kwam gisteren aan.
Laten we hier wegwezen voordat de politie komt.
Zij is er nog niet.
De studente die voor de leraar zat, komt uit Duitsland.
Wanneer ben je aangekomen?
Voordat de brandweer arriveerde, was het huis helemaal afgebrand.
Ik ben hier net aangekomen.
Ik ben niet met een taxi gekomen.
Wanneer ben je aangekomen?
- Waarom ben je naar Japan gekomen?
- Waarom zijt ge naar Japan gekomen?