Examples of using "волк" in a sentence and their dutch translations:
Een wolf.
De mens is een wolf voor de mens.
Een wolf.
Een kustwolf.
Is het een wolf?
- Ik heb honger als een paard.
- Ik heb honger als een wolf.
De mens is een wolf voor de mens.
Je bent een wolf in schaapskleren.
- Ik heb honger als een paard.
- Ik rammel van de honger.
De wolf ging het kippenhok in.
Een wolf bijt geen wolf.
- Misschien is het een wolf.
- Het kan een wolf zijn.
Hij is een wolf in schaapskleren.
Je bent een wolf in schaapskleren.
Ik heb een speer... ...en een agressieve wolf.
Die wolf ruikt mij van kilometers afstand.
Ik heb een speer... ...en een agressieve wolf.
- Wie een hond wil slaan, vindt altijd een stok.
- Om een schaap op te eten, vindt een wolf een voorwendsel.
Mijn medewerker is een wolf in schapenvacht.
De wolf en het lam gingen naar dezelfde beek.
- Ik heb honger als een paard.
- Ik ben uitgehongerd.
- Ik rammel van de honger.
We kunnen niet blijven als er een wolf is.
- Ik heb ontzettende honger.
- Ik heb honger als een paard.
- Ik verga van de honger.
- Ik ben uitgehongerd.
- Ik rammel van de honger.
- Ik ga kapot van de honger.
Die wolf ruikt mij van kilometers afstand. Hij zal mijn geur al wel hebben opgepikt.