Examples of using "Islã" in a sentence and their dutch translations:
Fadil studeerde islam.
Ik wil de islam accepteren.
Fadil raakte geïnteresseerd in de islam.
Fadil raakte meer geïnteresseerd in de islam.
Fadil gelooft in de God van de islam.
Wanneer heeft Fadil zich tot de islam bekeerd?
Alcohol drinken is verboden in de islam.
Fadil bekeerde zich tot de islam in 1977.
Fadil omhelsde de islam op zijn 23ste.
Sami leerde Layla over de islam.
Sami vertelde Layla wat hij over de islam dacht.