Examples of using "Colega" in a sentence and their dutch translations:
Tom is mijn collega.
Hij is mijn collega.
We hebben een collega in Spanje.
Hij is mijn klasgenoot.
Zij is mijn klasgenoot.
Hoe gaat het met Maria's klasgenoot?
Dit is mijn teamgenoot, Donnavan.
- Ik ben Toms kamergenoot.
- Ik ben Toms kamergenote.
- Ze heeft een nieuwe kamergenoot gevonden.
- Ze heeft een nieuwe kamergenote gevonden.
Zijn collega werd overgeplaatst naar een vestiging in het buitenland.
- De collega die getrouwd is met een Fransman, is naar Parijs.
- De collega die getrouwd is met een Fransman, is naar Parijs vertrokken.
Mijn kamergenoot studeert Chinees.
Mijn zus is getrouwd met haar klasgenoot van de middelbare school.