Translation of "Zrobiła" in Dutch

Kate zrobiła jabłecznik.

Kate heeft een appeltaart gebakken.

Zrobiła to sama.

Zij heeft het helemaal alleen gedaan.

Dlaczego ona to zrobiła?

Waarom heeft ze dat gedaan?

Siostra Jerzego zrobiła mi kanapki.

- De zuster van George heeft me een paar sandwiches gemaakt.
- George's zuster heeft een paar sandwiches voor me gemaakt.

Jego muzyka zrobiła na mnie duże wrażenie.

Zijn muziek maakte grote indruk op me.

Jego wypowiedź zrobiła na mnie dobre wrażenie.

Zijn voordracht maakte een goede indruk op me.

Moim zdaniem ona zrobiła duże postępy w angielskim.

Ik ben van mening dat haar Engels er veel op vooruit gegaan is.

Ale nie zrobiła tego. Wypłynęła na mojej ręce na powierzchnię.

Maar dat deed ze niet. Ze reed op mijn hand naar de oppervlakte.

Dziś Lakchmamma modli się w podzięce w świątyni, którą sama zrobiła.

Vandaag bidt Lakchmamma uit dankbaarheid bij haar eigen tempel.