Examples of using "Parasol" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben mijn paraplu verloren.
Dat is mijn paraplu.
Hoeveel kost deze paraplu?
Hij verliest steeds zijn paraplu.
Wiens paraplu is dit?
Kan ik een paraplu lenen?
Die witte parasol is van haar.
Het is mijn paraplu.
Mijn moeder kocht mijn broertje een gele paraplu.
- Is dit jouw paraplu?
- Is dit jullie paraplu?
Tom weet niet waar zijn paraplu is.
Ik had een paraplu maar mijn vriend niet.