Translation of "Brat" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Brat" in a sentence and their dutch translations:

Gdzie jest twój brat?

Waar is je broer?

Mój brat został kucharzem.

Mijn broer werd kok.

Mój brat mnie zabije.

Mijn broer zal me vermoorden.

Mój brat jest bogaty.

Mijn broer is rijk.

Mój brat jest inżynierem.

Mijn broer is ingenieur.

To jest mój brat.

Dit is mijn broer.

Mój brat ogląda telewizję.

Mijn broer is naar tv aan het kijken.

Mój brat jest nauczycielem.

Mijn broer is leraar.

Mój brat lubi horrory.

- Mijn broer vindt horrorfilms leuk.
- Mijn broer houdt van griezelfilms.

Mój brat jest zdrowy.

Mijn broer is gezond.

Mój brat nadal śpi.

Mijn broer slaapt nog steeds.

Mój brat jest studentem.

Mijn broer is student.

Mój brat został inżynierem.

Mijn broer is ingenieur geworden.

Mój brat często płacze.

Mijn broer huilt vaak.

Mój brat jest idiotą.

Mijn broer is een idioot.

Mój brat uwielbia samochody.

Mijn broer houdt van auto's.

Jego brat jest jeszcze wyższy.

Zijn broer is nog groter.

Mój brat jest bardzo wysoki.

Mijn broer is erg lang.

Mój brat gra na gitarze.

- Mijn broer speelt gitaar.
- Mijn broer bespeelt de gitaar.

Mój brat pracuje w banku.

Mijn broer werkt bij een bank.

Wygląda dokładnie jak jego brat.

- Hij lijkt precies op zijn broer.
- Hij lijkt sprekend op zijn broer.

Mój młodszy brat ogląda telewizję.

Mijn jonge broer kijkt tv.

Mój brat ma dobrą pamięć.

Mijn broer heeft een goed geheugen.

Mój mały brat ogląda TV.

- Mijn broertje kijkt tv.
- Mijn broertje is tv aan het kijken.

Mój brat mieszka w Tokio.

Mijn broer woont in Tokio.

Jak wysoki jest twój brat?

- Hoe lang is jouw broer?
- Hoe lang is uw broer?
- Hoe lang is jullie broer?

Jego brat zawsze ogląda telewizję.

- Zijn broer kijkt altijd tv.
- Zijn broer is altijd tv aan het kijken.

Jego brat ciągle ogląda telewizję.

- Zijn broer kijkt altijd tv.
- Zijn broer is altijd tv aan het kijken.

Jestem starszy niż twój brat.

- Ik ben ouder dan uw broer.
- Ik ben ouder dan je broer.

Mój brat umie szybko biegać.

Mijn broer kan zeer snel lopen.

Mój starszy brat cię pozdrawia.

Mijn broer stuurt de groeten.

Mój starszy brat jest nauczycielem.

Mijn oudste broer is leraar.

Twór brat jest bardzo zły.

- Uw broer is erg kwaad.
- Je broer is erg boos.

Mój brat za dużo mówi.

Mijn broer praat te veel.

To musi być brat Toma.

- Hij is vast Toms broer.
- Hij moet wel Toms broer zijn.

Mój brat nie ma pieniędzy.

Mijn broer heeft geen geld.

- Mój młodszy brat jest wyższy niż ja.
- Mój młodszy brat jest wyższy ode mnie.

Mijn jongere broer is groter dan ik.

Mój starszy brat zarządza tą firmą.

Mijn oudere broer runt dat bedrijf.

Brat mojej mamy jest moim wujkiem.

De broer van mijn moeder is mijn oom.

Brat mojego ojca to mój wujek.

De broer van mijn vader is mijn oom.

Ale najstarszy brat potrafi sam się wspinać.

Maar de oudste broer kan zelf klimmen.

Wyglądasz tak samo jak twój starszy brat.

Je ziet eruit als je oudere broer.

Mój młodszy brat jest wyższy niż ja.

Mijn jongere broer is groter dan ik.

Jego starszy brat zmarł w ubiegłym miesiącu.

Zijn oudere broer is afgelopen maand overleden.

Mój brat studiuje na uniwersytecie w Kobe.

Mijn broer studeert aan de universiteit van Kobe.

Mój najmłodszy brat jest ode mnie wyższy.

Mijn jongste broer is groter dan ik.

Mój młodszy brat jest wyższy ode mnie.

Mijn broertje is langer dan ik.

Mój brat jest wystarczająco duży, by podróżować sam.

Mijn broer is oud genoeg om alleen te reizen.

Od ojca otrzymałem książkę a brat otrzymał pióro.

Van de vader kreeg ik een boek, en van de broer een pen.

Mój brat jest bardzo ważny. Przynajmniej tak myśli.

Mijn broer is zeer belangrijk. Dat denkt hij tenminste.

Mój brat nie mówi w ogóle po angielsku.

Mijn broer spreekt helemaal geen Engels.

- Tom to mój starszy brat.
- Tom jest moim starszym bratem.

Tom is mijn oudere broer.