Translation of "Biec" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Biec" in a sentence and their dutch translations:

Zaczął biec.

Hij begon te rennen.

On nie potrafił biec bardzo szybko.

- Hij kon niet heel snel lopen.
- Hij kon niet heel snel rennen.

Słyszę śmigłowiec. Musimy biec do naszego stosu.

Ik hoor de helikopter. We moeten naar het signaalvuur zien te komen.

Ja tak samo szybko jestem w stanie biec jak Bill.

Ik kan net zo hard rennen als Bill.