Translation of "Presente" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Presente" in a sentence and their dutch translations:

- Sarò presente.
- Io sarò presente.

Ik zal er zijn.

- Sii presente.
- Sia presente.
- Siate presenti.

Wees aanwezig.

Sii presente!

Wees aanwezig.

Nessuno era presente.

Er was niemand aanwezig.

Tom è presente.

Tom is aanwezig.

- Nessuno di loro è presente.
- Nessuna di loro è presente.

Geen van hen is aanwezig.

Avete presente la sensazione?

Ken je dat gevoel?

Lui non è presente.

Hij is niet binnen.

- Era presente ogni membro del gabinetto.
- Ogni membro del gabinetto era presente.

Alle kabinetsleden waren aanwezig.

Ma tenete presente una cosa:

Overweeg even het volgende:

- Possiamo registrare il passato e il presente.
- Noi possiamo registrare il passato e il presente.

We kunnen het verleden en het heden registreren.

"Non c'è miglior tempo del presente."

"Er is geen tijd als het heden."

- Nessuno era presente.
- Non c'era nessuno.

- Niemand was aanwezig.
- Er was niemand.

Il padre non è mai presente.

De vader is nooit aanwezig.

La prima: ti porta finalmente nel presente.

Het eerste: het haalt je eindelijk naar het heden.

Se paragonate le orribili notizie del presente

als je de huidige bloederige krantenkoppen

Paragoniamo i più recenti dati sul presente

Laten we de meest recente gegevens vergelijken

Non esistono nazioni in cui la propaganda non sia presente.

Er bestaat geen land waar geen propaganda aanwezig is.

Cellule oculari simili a specchi amplificano la poca luce presente.

Spiegelachtige cellen in haar ogen versterken het weinige aanwezige licht.

- Quante persone erano presenti alla riunione?
- Quanta gente era presente alla riunione?
- Quante persone erano presenti al convegno?
- Quanta gente era presente al convegno?

- Hoeveel mensen waren aanwezig bij de bijeenkomst?
- Hoeveel mensen waren aanwezig bij de vergadering?

Uno strato riflettente nei loro occhi amplifica la poca luce presente.

Een reflecterende laag in hun ogen versterkt het weinige licht dat er is.

Il piacere è sempre o passato o futuro, non mai presente.

Plezier bevindt zich altijd in het verleden of in de toekomst maar nooit in het heden.

- Tom di solito si presenta in orario.
- Di solito Tom si presenta in orario.
- Tom di solito si presente puntuale.
- Di solito Tom si presenta puntuale.

Normaal verschijnt Tom op tijd.