Examples of using "Figlie" in a sentence and their dutch translations:
Ze hebben tweelingdochters.
Ze heeft twee dochters.
Hij heeft twee dochters.
We hebben twee dochters.
Wij hebben drie dochters.
Ik heb drie dochters.
Uw dochters zijn mooi.
- Zijn dat uw dochters?
- Zijn dat jouw dochters?
- Zijn dat jullie dochters?
Ik heb twee dochters.
Hij heeft drie dochters.
Ik heb drie dochters uit te huwelijken.
Ze hebben tweelingdochters.
Tom heeft drie dochters.
Wij hebben drie dochters.
Hij heeft twee dochters.
Hij heeft een zoon en twee dochters.
We hebben twee dochters en twee zonen.
Ze heeft twee kinderen.
Hij heeft een zoon en twee dochters.
Tom en ik hebben drie dochters.
Alle drie onze dochters zullen hier met Kerstmis zijn.
kan Lisa zich voor haar twee dochters
Hoeveel kinderen heb je?
Wij hebben drie kinderen.
Hij heeft twintig kinderen.
Wie bezoeken er in het algemeen vaker hun ouders: zonen of dochters?
Als ik zou overlijden, wie zou er dan voor mijn kinderen zorgen?
Ik wil dat mijn kinderen Frans leren spreken.