Examples of using "Corse" in a sentence and their dutch translations:
- Hij rende weg.
- Hij rende.
- Hij liep.
Hij rende.
John liep de kamer in.
- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.
- Maria rende.
- Maria was aan het rennen.
Tom rende.
Niemand liep.
- De hond zat achter de kat aan.
- De hond rende achter de kat aan.
De zwarte hond rende.
De beer rende achter me aan.
- De kat is weggelopen.
- De kat rende weg.
- De kat is weggerend.
Hij vluchtte met het geld.
Tom liep om de laatste trein te halen.
Hij liep zo snel dat hij buiten adem was.
John rende naar het station om de laatste trein te halen.
De dief liep weg toen hij een politieman zag.
- Waarom zijt ge weggelopen?
- Waarom zijn jullie weggelopen?
- Waarom bent u weggelopen?
- Waarom ben je weggelopen?