Examples of using "Calma" in a sentence and their dutch translations:
Het kalmeert.
Spreek zachtjes.
Blijf koel.
Blijf kalm!
- Blijf rustig.
- Houd je rustig.
- Kalmeer je!
- Rustig.
- Hou je rustig.
- Blijf kalm.
- Blijf stil.
- Blijf koel.
beroert de wateren,
Doe het rustig aan!
- Blijf stil.
- Niet bewegen!
Ik ben rustig.
Blijf kalm.
Wees kalm.
Blijf rustig.
Ik zal niet stil zijn.
Dat is de stilte voor de storm.
Yoga helpt haar te ontspannen.
Zachter!
Haast je langzaam.
Ik ben kalm terwijl ik iets doe dat velen het zweet doet uitbreken.
De stille ochtendlucht voert hun liederen door het gebladerte.
Ik zag het geschenk van haar kalme, aandachtige aanwezigheid,
- Ik was kalm totdat ik de spuit zag.
- Ik was rustig totdat ik de injectienaald zag.