Examples of using "Buongiorno" in a sentence and their dutch translations:
Goedemorgen schat.
Goedemiddag.
- Goedemorgen!
- Goedemorgen.
(Publiek) Hallo.
- Hallo.
- Hoi.
- Dag.
- Hallo!
- Hallo, dokter!
- Goedemorgen, dokter!
Hallo, dokter!
Goedemorgen, Mike.
Goedemorgen Tom.
Goedendag, schat.
- Goedemorgen dames.
- Goedemorgen, dames.
- Hallo.
- Goedemorgen!
- Hoi.
- Dag.
- Goedemiddag.
- Goedendag!
Hallo! Goedemorgen!
Dag mevrouw.
Goedemorgen, meneer.
Goedenavond, mevrouw.
- Goedemorgen juffrouw!
- Hallo jongedame!
Hallo papa!
Goedendag, professor!
Hoi, Lisa!
Goedendag, waarmee kan ik u van dienst zijn?
Goedendag, waarmee kan ik u van dienst zijn?
- Goeiemorgen allemaal.
- Goedemorgen iedereen.
- Prettige dag!
- Nog een leuke dag!
Ik zei goedemorgen.
- Hallo.
- Goedemorgen!
- Hoi.
- Hallo!
- Goedendag!
Goedemorgen, hoe maakt u het?
Goeiemorgen, zei Tom glimlachend.
Gegroet, Chicago!
- Goedemorgen!
- Goedenavond.
- Goeiedag, ik ben Nancy.
- Hallo, ik ben Nancy.
- Hallo.
- Hoi.
- Dag!
- Hallo!
- Groeten!
Goedendag, zei Tom glimlachend.
Goedemorgen, hoe kan ik u van dienst zijn?
Goedendag, hoe kan ik je helpen?
Hallo, is meneer Freeman er?
Het is een makkie.
- Hallo.
- Goedenavond.
- Goedenacht.
- Vaarwel.
- Hoi.
- Tot kijk.
- Dag.
- Goede morgen.
- Tot ziens.
- Goedemorgen.
- Goedemiddag.
- Goedendag.
- Doei.
- Ciao.
- Hallo, Lisa!
- Dag, Lisa!
- Hoi, Lisa!
Telkens als ik hem zie, zegt hij "Goeiedag!".
Hallo, is meneer Freeman er?
Hallo, ik ben Tomoko Sato uit Japan.