Examples of using "Anziana" in a sentence and their dutch translations:
- Ze is oud.
- Zij is oud.
Ik gaf mijn zitplaats aan de oude vrouw.
Mijn tante is ouder dan mijn moeder.
Mijn moeder is oud.
Zij is ouder dan Tom.
Onder leiding van het oudste vrouwtje houdt de kudde de kleintjes in beweging.
Ik ben te oud.
Ik ben niet oud.
- Jij bent oud.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
- Je bent oud.
Mama is ouder dan papa.
Ik ben de oudste van de drie.
Mijn grootmoeder is de oudste van deze stad.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
Ik ben te oud voor Tom.
Welke leeftijd heeft de oudste?
Je bent ouder dan ik.