Examples of using "Talál" in a sentence and their dutch translations:
Een goeie vriend is de mooiste schat.
- Wie zoekt, zal vinden.
- Wie zoekt, die zal vinden.
- Wie zoekt, die vindt.
Wie zoekt, zal vinden.
- Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.
- Je weet maar nooit!
Men kan altijd wel tijd vinden.
Op elk potje past een dekseltje.
Of vindt het een weg naar buiten om de oceaan te bereiken?
En zo heeft ze misschien een partner gevonden.
Men kan altijd wel tijd vinden.
Geef een bedrag aan dat u aanvaardbaar vindt.
Of misschien kan hij overdag niet genoeg voedsel vinden.
Want het kind kan geen job vinden als het die taal spreekt.
Dat is maar goed ook. Hij kan wel 400 meter afleggen voor een partner.
Op elk potje past een deksel.