Examples of using "Gyakran" in a sentence and their dutch translations:
Ga je vaak rollebollen met Marie la Main?
Ik heb dikwijls heimwee.
We eten vaak samen.
Ik reis vaak.
Ik volleybal veel.
Wij spelen dikwijls schaak.
Hij speelt vaak gitaar.
Ik ben vaak verkouden.
Ik lees vaak.
Ik ben vaak verkouden.
- Vlieg je vaak?
- Vlieg je regelmatig?
- Vliegt u regelmatig?
Ik drink vaak thee.
Ween jij vaak?
Ik ski vaak.
Hij komt dikwijls te laat.
Ik hik veel.
Ik ontvang vaak brieven van hem.
Mensen zeggen me soms:
Ik eet vaak appels.
We lunchen vaak samen.
We lunchen vaak samen.
Ik ga vaak naar de bioscoop.
Ik droom vaak over jou.
- Ik ben hier dikwijls geweest.
- Ik was hier vaak.
Ik zit dikwijls in de problemen.
Kom je hier vaak?
Ik lees vaak boeken.
Ik eet hier vaak.
Zie je hem vaak?
Ik ga erg vaak skiën.
Ik rij niet vaak.
Op zondag spelen we dikwijls kaart.
Mijn zus huilt vaak.
Zijn gedachten dwalen vaak af.
Tom glimlacht vaak.
Ik ga vaak naar het buitenland.
- Ik heb vaak nare dromen.
- Ik heb vaak nachtmerries.
Na de school spelen we dikwijls schaak.
- Japan wordt vaak getroffen door aardbevingen.
- Aardbevingen treffen regelmatig Japan.
Tom citeert vaak Shakespeare.
kreeg hij vaak eersteklas cijfers voor zijn werk.
- Hoe vaak ga je naar het buitenland?
- Hoe vaak gaat u naar het buitenland?
- Hoe vaak gaan jullie naar het buitenland?
Hij gaat vaak met haar naar de bioscoop.
Hij maakt vaak mensen boos.
Dat is iets dat vrij vaak gebeurt.
- Wij eten dikwijls rauwe vis.
- We eten dikwijls rauwe vis.
Hij rijdt vaak met zijn vader's auto.
- Hoe vaak kijk je tv?
- Hoe vaak kijkt u tv?
- Hoe vaak kijken jullie tv?
Ik ging vaak in de winter skiën.
Die vraag wordt me dikwijls gesteld.
Tom praat vaak tegen zichzelf.
Hij gaat dikwijls te voet naar school.
Maria draagt dikwijls schoenen met hoge hakken.
- Hoe dikwijls ga jij uit eten?
- Hoe dikwijls gaan jullie uit eten?
- Hoe dikwijls gaat u uit eten?
Ik was hier vaak.
Carol kijkt dikwijls naar horrorfilms.
Tom gaat vaak naar Boston.
Tom krijgt vaak oorinfecties.
Tom en ik spelen vaak samen tennis.
Ik ga vaak naar het strand.
Ik draag vaak laarzen.
Mijn broer huilt vaak.
Vaak leer ik terwijl ik naar muziek luister.
Tom draagt vaak sandalen.
Tom draagt vaak laarzen.
Ik speel dikwijls voetbal na de les.
Tom veroorzaakt vaak problemen.
- Mijn ouders maken vaak ruzie.
- Mijn ouders hebben vaak ruzie.
We spijbelen vaak.
Het gebeurt vaak als ik in het openbaar ben
Japan wordt vaak getroffen door aardbevingen.
Ik kijk vaak tv voor het avondeten.
Ik herinner me vaak aan mijn gelukkige jeugd.
Heb je dikwijls hoofdpijn?
- Paella bevat vaak slakken.
- Paella bevat vaak karakollen.
- Paella bevat vaak wulken.
Italianen drinken vaak koffie.
Ik kijk vaak tv voor het avondeten.
Hij stelt vaak domme vragen.
Dit gebeurde vaak in de winter.
- Tom stuurt me vaak grappen.
- Tom stuurt vaak grappen naar mij.
Bill zingt vaak in de badkamer.
Er wordt vaak gezegd dat Japanners goede werknemers zijn.
en vaak kiezen we ervoor om daarmee te leven.
Te vaak eindigt het verhaal hier.
Helaas worden de bossen vaak gerooid om erin te voorzien
maken ziekenhuizen ons vaak zieker.
Vaak valt hun paartijd samen met de volle maan.
Kinderen haten vaak spinazie.
Hoe vaak controleer je je e-mail?
Bob schrijft niet vaak naar zijn ouders.