Examples of using "Hall" in a sentence and their dutch translations:
- Tom is slechthorend.
- Tom hoort niet goed.
- Kun je me horen?
- Hoor je mij?
- Hoort u mij?
- Hoor je me?
- Kan je me horen?
- Ben ik te horen?
Wie luistert aan de wand, hoort zijn eigen schand.
Eindelijk hoort de pup een bekend geroep.
Hoor je iets?
Ze moet nu vertrouwen op haar uitzonderlijke nachtzicht.
En nog erger, als je vraagt: "Hoor je de media hierover praten?"
Door geluiden met lage frequenties... ...sommige niet hoorbaar voor mensen...
Het bos hoort, het veld ziet.