Examples of using "War«" in a sentence and their dutch translations:
- Ze was lichtgelovig.
- Zij was lichtgelovig.
Hij was naïef.
Ik was verward.
Het was zwart.
Het was wit.
Het was niet belangrijk.
Tom was volkomen zat.
Ik was thuis.
- Ik was leraar.
- Ik was lerares.
Hij was alleen.
Ik was verrast.
Hij had een gebroken hart.
Hij had ambitie.
- Ik was naïef.
- Ik was lichtgelovig.
Het was stikdonker.
- Ik was gefrustreerd.
- Ik was gedwarsboomd.
Hij was naïef.
Ik was verward.
Tom was spraakzaam.
Ik was thuis.
Hij was alleen.
Jane was boos.
- Het kwam goed uit.
- Het was handig.
Ik stond paf.
Dat was dapper!
Tom was een loodgieter.
- Dat was vreemd.
- Dat was raar.
- Dat was gênant.
Ik was moe.
Het was onvergeeflijk.
Jane was ontsteld.
- Zij was lichtgelovig.
- Zij had blauwe ogen.
Niets was tevergeefs.
IJsland was fantastisch.
Jouw gedrag was schandalig.
Hoe was de wiskundetoets?
- Hij was erg blij.
- Hij was erg gelukkig.
Wat was dat?
Hoe is het gegaan?
Hij was thuis.
Tom was razend.
Ik was thuis.
Ik was er niet.
Hoe was de Franse les?
Daarna was niets meer hetzelfde.
Besefte je hoe dom hij was?
- Er was niemand.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.
- Hoe was jouw avond?
- Hoe was uw avond?
- Hoe was jullie avond?
Hoe was je weekend?
Hoe was uw verblijf?
Het was heet gisteren.
Hij was zwaar gewond.
- Misschien was hij ziek.
- Hij was misschien ziek.
Het was niet de mijne.
Jouw gedrag was schandalig.
Het was afgelopen week.
Deze was de laatste.
De kamer was donker.
Het was tijdens een lastig moment.
Het signaal was rood.
Het was een muis.
Het was erg goedkoop.
- Het was steenhard.
- Het was keihard.
- Het was zo hard als een kei.
- Het was bikkelhard.
- De wind was sterk.
- Het waaide hard.
- Het was steenhard.
- Dat was keihard.
- Dat was geen ongeval.
- Het was geen ongeluk.
Mijn opa was boer.
Is de postbode langs geweest?
Het was zijn beslissing.
Tom was mijn oudvader.
Hoe was uw reis?
De kamer was donker.
Ze was in het rood gekleed.
De politieagent was dronken.
Het was heet gisteren.
- Hoe was uw interview?
- Hoe was je interview?
- Je gedrag was beschamend.
- Jouw gedrag was schandalig.
De deur was gesloten.
Hoe was uw verblijf?
Gisteren was het bewolkt.
Hoe was je dag?
Het was erg koud.
- Dit was zeer moeilijk.
- Dit was heel moeilijk.
- Dit was erg moeilijk.
Het was afgelopen week.
Was de onderwijzer jong?
De politieagent was dronken.