Examples of using "Theater" in a sentence and their dutch translations:
Welk theater is dat?
Af en toe ga ik naar het theater.
Zo nu en dan ga ik naar theater.
- Zoudt ge vanavond naar het theater willen gaan?
- Willen jullie vanavond naar het theater?
Laten we elkaar ontmoeten voor het theater.
Er kwamen heel wat mensen uit het theater.
Mijn zussen gaan graag naar het theater.
Laten we elkaar ontmoeten voor het theater.
Laten we elkaar ontmoeten voor het theater.
Zoudt ge vanavond naar het theater willen gaan?
In dat theater word je niet verondersteld te drinken.
Zoals gewoonlijk kwam hij als laatste aan in het theater.
- Willen jullie naar de film of naar het theater?
- Wil je liever naar de bioscoop of naar het theater?
Het theater in mijn wijk wordt omgebouwd.
Weet je wat kabuki is?
Waar zullen we naartoe gaan? Naar het theater of de bioscoop?
In die stad zijn er theaters, musea, bibliotheken en parken.
Maak van een mug geen olifant.