Examples of using "Steak" in a sentence and their dutch translations:
- Hoe wil je je biefstuk?
- Hoe wilt u uw biefstuk?
- Hoe willen jullie je biefstuk?
- De steak is goed doorbakken.
- De steak is bien cuit.
Ik wil biefstuk eten.
Dat was een goede biefstuk.
Deze biefstuk is te taai.
- Ik heb mijn biefstuk graag rood.
- Ik heb mijn biefstuk graag kort gebakken.
- Ik heb mijn biefstuk graag saignant.
Hij at de biefstuk op en bestelde er nog een.
Spinazie smaakt het beste, als men hem net voor het eten door een biefstuk vervangt.