Examples of using "Süßigkeiten" in a sentence and their dutch translations:
- Hij houdt van snoepjes.
- Hij houdt van snoep.
- Hij houdt van zoetigheden.
Ik hou van snoep.
Mijn zus houdt van snoep.
- Ik hou van bonbons.
- Ik hou van snoepjes.
- Ik hou van snoep.
Mijn zus houdt van snoep.
Te veel zoetigheden maken dik.
- Hij at chokolade en zoetigheden
- Hij at chocolade en snoep.
Over het algemeen houden kinderen van zoetigheid.
Neem geen snoep van vreemden aan.
Snoep niet tussen de maaltijden.
- Japans snoep heeft minder calorieën dan westers snoep.
- Japanse snoep heeft minder calorieën dan westerse snoep.
- We willen snoep.
- Wij willen snoep.
Er zitten veel soorten snoep in de schaal.
Als het om zoetigheid gaat, kan ik mij echt niet inhouden.
Ik heb liever koekjes of snoep dan alcohol, maar ik drink wel.