Examples of using "Moschee" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb een moskee bezocht.
- Ik bezocht een moskee.
Dit is een moskee.
We gaan naar de moskee.
Sami ging de moskee binnen.
Is dit een moskee?
Sami ging de moskee in.
Deze moskee heeft een nieuwe imam nodig.
Ga niet met schoenen in deze moskee.
De moskee in Sevilla werd na de reconquista een kathedraal.
De kerk werd ontheiligd en omgebouwd tot een moskee.