Translation of "Luxemburgisch" in Dutch

- Sprichst du Luxemburgisch?
- Sprecht ihr Luxemburgisch?
- Sprechen Sie Luxemburgisch?

- Spreek je Luxemburgs?
- Spreken jullie Luxemburgs?
- Spreekt u Luxemburgs?

- Sprichst du Luxemburgisch?
- Sprechen Sie Luxemburgisch?

- Spreek je Luxemburgs?
- Spreken jullie Luxemburgs?
- Spreekt u Luxemburgs?

- Ich kann kein Luxemburgisch.
- Ich spreche kein Luxemburgisch.

- Ik ken geen Luxemburgs.
- Ik spreek geen Luxemburgs.

Sprichst du Luxemburgisch?

Spreek je Luxemburgs?

Sprecht ihr Luxemburgisch?

Spreken jullie Luxemburgs?

Sprechen Sie Luxemburgisch?

Spreekt u Luxemburgs?

Ich spreche kein Luxemburgisch.

Ik spreek geen Luxemburgs.

Meine Muttersprache ist Luxemburgisch.

Mijn moedertaal is Luxemburgs.

- Ich spreche Luxemburgisch, Deutsch, Französisch und Englisch.
- Ich kann Luxemburgisch, Deutsch, Französisch und Englisch.

Ik spreek Luxemburgs, Duits, Frans en Engels.

Ich spreche Luxemburgisch, Deutsch, Französisch und Englisch.

Ik spreek Luxemburgs, Duits, Frans en Engels.

Ich spreche lieber Luxemburgisch als Deutsch oder Französisch.

Ik spreek liever Luxemburgs dan Duits of Frans.