Examples of using "Bringe" in a sentence and their dutch translations:
Breng hem naar binnen.
Breng het hier.
- Ik breng het u morgen.
- Ik zal het je morgen brengen.
Ik breng wijn.
Leer me judo!
Breng me de tijdschriften.
Breng het water aan de kook.
Ik zal het je morgen brengen.
Breng je broer ook mee.
Ik breng u dadelijk het menu.
Ik zal u direct de rekening brengen.
Ik doe maar een voorstel.
Breng hem naar binnen.
Breng hem naar binnen.
Ik ga er verder op in.
Leer mij enkele kanji-tekens alstublieft.
Bij het volgende bezoek zal ik bloemen meebrengen.
Morgen breng ik de boeken naar de bibliotheek.
Ik haal een handdoek voor u.
Als je wil, zal ik je leren om te schaken.
Ik slaag er niet in daarover te spreken.
Als je wil, zal ik je leren om te schaken.
Breng me de tijdschriften.
Maar die andere patiënt, die per se wil dat ik haar koffieroom kom brengen,
Breng het hier.
Breng hem naar binnen.
Bij het volgende bezoek zal ik bloemen meebrengen.
Ik breng uren door met zinnen op Tatoeba te corrigeren.
- Ik breng je wel naar het vliegveld.
- Ik breng u wel naar het vliegveld.
- Ik breng je naar het vliegveld.
Ik breng je naar huis.
Ik zal Tom naar huis brengen.
Leer nooit iets aan een kind waarvan je zelf niet zeker bent.
Ik heb geld ingezameld met mijn stichting en steun de school in Thame.
- Men moet het paard niet achter de wagen spannen.
- Je moet niet op de zaken vooruitlopen.
Door mijn mond te openen op het verkeerde moment bracht ik voortdurend mijzelf en mijn vrienden in verlegenheid.
- Ik breng je naar huis.
- Ik zal je naar huis rijden.
- Ik zal je met de auto naar huis brengen.
- Ik zal uw koffer naar uw kamer brengen.
- Ik zal je koffer naar je kamer brengen.
Ontdek eerst zijn naam en adres.