Examples of using "Amüsieren" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil plezier hebben.
- Ik wil plezier hebben.
- Ik wil me amuseren.
- Ik wil me vermaken.
Ik wil plezier hebben.
Ze lijken plezier te hebben.
Amuseren jullie je?
- Je amuseert me.
- U amuseert me.
- Jullie amuseren me.
Het is gemakkelijker plezier te maken dan te werken.
Hebben jullie het naar je zin?