Examples of using "Prêtes" in a sentence and their dutch translations:
- Ze zijn klaar.
- Zij zijn klaar.
Zijn we bereid?
Bent u nu klaar om te bestellen?
Zijn we bereid?
Wij zijn er klaar voor.
Ze zijn klaar.
Zijn we bereid?
Jullie zijn niet klaar.
Onze steden en gemeenschappen zijn niet voorbereid.
- We zijn klaar om te gaan.
- We zijn klaar om te vertrekken.
- We zijn klaar om te gaan.
- We zijn klaar om te vertrekken.
Zijn ze gereed om te praten?
Bent u nu klaar om te bestellen?
Wij moeten altijd klaar zijn.
Leent ge mij uw woordenboek?
We zijn nog niet klaar.
Wees voorbereid!
- Wees voorbereid!
- Wees voorbereid.
We zijn helemaal niet klaar voor de koude winter.
Zijt ge klaar om te beginnen?
Ben je klaar?
Ben je nu klaar?
Mama, mijn voortanden zitten los en vallen er bijna uit.
- Ben je klaar voor Kerstmis?
- Bent u klaar voor Kerstmis?
- Zijn jullie klaar voor Kerstmis?
- Ben je klaar voor kerst?
- Bent u klaar voor kerst?
- Zijn jullie klaar voor kerst?