Examples of using "L'ordinateur" in a sentence and their dutch translations:
De computer is nieuw.
Ik heb de computer afgezet.
Een computer is een ingewikkelde machine.
- Ik speelde met de computer.
- Ik heb met de computer gespeeld.
Dit is Toms computer.
Een computer is een ingewikkelde machine.
- Waar is Toms computer?
- Waar is de computer van Tom?
Dit is de nieuwste computer.
Tom weet hoe computers te herstellen.
- Ik kan de computer niet repareren.
- Ik kan de computer niet herstellen.
De modem was in de computer ingebouwd.
Dat is de computer waarop hij zijn artikels schrijft.
Een virus heeft Toms computer besmet.
Computers worden vaak vergeleken met het menselijk brein.
We zijn op de computer aan het spelen.
Zit daar niet maar achter je pc, 't is tijd om 'n beslissing te nemen.
Zit niet maar achter je pc, je moet een beslissing nemen.
Zit niet maar wat achter je computer je moet een belissing nemen.