Examples of using "Grippe" in a sentence and their dutch translations:
Er heerst griep.
Er heerst griep.
Je hebt griep.
Hij heeft een griep opgedaan.
De griep heeft hem aan het bed genageld.
- Ik heb de griep en ben moe.
- Ik heb griep en ik ben moe.
- Heeft u dit jaar uw griepprik gekregen?
- Heb je dit jaar je griepprik gekregen?
Ik heb griep en keelpijn.
Wat ben jij een vrek!
Een griepprik bevat antistoffen die het H1N1-virus bestrijden.
Influenza, mazelen, pokken en waterpokken zijn infectieziekten en zijn besmettelijke ziekten.
...en die beweging van troepen was het perfecte voertuig voor de verspreiding van de griep.
- Hebt u in de afgelopen twee weken nauw contact gehad met iemand met griepachtige verschijnselen?
- Heb je in de afgelopen twee weken nauw contact gehad met iemand met griepachtige verschijnselen?
Tijdens de Spaanse griep was er een massale beweging van troepen door de Verenigde Staten...