Examples of using "Anglais " in a sentence and their dutch translations:
- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?
- Spreek je Engels?
- Spreekt u Engels?
- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?
Spreekt ze Engels?
Spreekt hij Engels?
Kan hij Engels spreken?
- Zijn dat geen Engelsmannen?
- Zijn dat geen Engelsen?
- Sorry, spreekt u Engels?
- Excuseer, spreekt u Engels?
- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?
Is het moeilijk om Engels te spreken?
Hoe noem je deze vogel in het Engels?
Hoe heet deze groente in het Engels?
- Spreek je Engels?
- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?
Hoe heet deze groente in het Engels?
- Spreek je Engels?
- Spreekt u Engels?
Hoe zou jij een Amerikaan van een Engelsman onderscheiden?
- Hoe heet deze groente in het Engels?
- Hoe noemt men deze groente in het Engels?
- Ken jij Engels?
- Kun je Engels?
- Spreek je Engels?
- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?
Hoe noem je deze vogel in het Engels?
- Hoe noem je deze vis in het Engels?
- Hoe heet deze vis in het Engels?
Spreek je Engels?
Kan je jezelf aan anderen verstaanbaar maken in het Engels?
- Sorry, spreekt u Engels?
- Excuseer, spreekt u Engels?
Moet de brief in het Engels geschreven worden?
Hoeveel letters telt het Engelse alfabet?
Spreek je geen Engels?
Hoeveel letters telt het Engelse alfabet?
- Sorry, spreekt u Engels?
- Excuseer, spreekt u Engels?