Examples of using "Pianoa" in a sentence and their dutch translations:
Maria speelt piano.
Kan je pianospelen?
Hij speelde piano.
Zij kan piano spelen.
Ze speelde behoorlijk goed piano.
Je speelt piano, nietwaar?
Hij speelt erg goed piano.
Tom speelt heel goed piano.
Het meisje dat op de piano speelt is Akiko.
Ze speelt zowel piano als gitaar.
Ze kan niet zo goed piano spelen.
Speel je ook nog andere instrumenten behalve de piano?
Tom speelde piano en Mary zong.
Mijn moeder kan goed piano spelen.
Ik kan geen piano spelen, maar zij kan dat.
Tom oefent drie uur per dag op de piano.