Examples of using "Osaa" in a sentence and their dutch translations:
- Ik kan niet komen.
- Ik kan niet.
Ik kan geen piano spelen, maar zij kan dat.
Hij kan Frans spreken.
- Ik kan geen Frans spreken.
- Ik ken geen Frans.
Mary kan zwemmen.
Een vis kan zwemmen.
Ik kan niet zwemmen.
Ik kan niet zingen.
Ze kan Frans spreken.
Ik ken geen Frans.
Hij kan zwemmen.
Ik spreek helemaal geen Frans.
- Zelfs mijn grootmoeder kan een sms versturen.
- Zelfs mijn oma kan een sms'je versturen.
Ik kan niet dansen.
Ik spreek helemaal geen Frans.
Ik kan het ook niet verklaren.
Tom kan Frans spreken.
Ik kan afstanden niet inschatten.
Maria kan goed dansen.
Mary kan Japans spreken.
- Hij kan niet zwemmen.
- Ze kan niet zwemmen.
Hij kan niet tellen.
Ik kan geen bus besturen.
Tom kan niet zwemmen.
Hij kan gitaar spelen.
Tom kan niet lezen.
Zij kan piano spelen.
Hij kan goed lezen.
Struisvogels kunnen niet vliegen.
Gecondoleerd!
Gecondoleerd!
Tom kan voetballen.
- Ik kan het niet.
- Ik kan niet.
Tom kent een aantal goocheltrucs.
Tom weet hoe je spaghetti moet koken.
Tom kent zijn regels niet.
Dat paard kan praten.
Hij kan nauwelijks lezen.
Tom kan Frans spreken.
Mijn moeder kan goed piano spelen.
Mijn zoon kan nu tot honderd tellen.
Tom kan nog niet zwemmen.
David kan vloeiend Frans spreken.
Niet alle vogels kunnen vliegen.
Mijn zoon kan nog niet tellen.
Deze vogel kan niet vliegen.
Hij spreekt ook Russisch.
Hij kan niet goed zingen.
Zij kan heel goed zingen.
- Hij kent helemaal geen Frans.
- Hij spreekt helemaal geen Frans.
Ik kan geen vogel tekenen.
Een computer kan heel snel rekenen.
Tom kan vrij goed zingen.
John kon geen gitaar spelen.
Hij kan vijf talen spreken.
Tom kan geen Frans spreken.
Hij kan met beide handen schrijven.
- Ik kan het ook niet verklaren.
- Ik kan het ook niet uitleggen.
Ze kan drie talen spreken.
Tom kan zijn veters niet strikken.
Mijn kat kan geen Latijn lezen.
- Hij kan goed Frans praten.
- Hij kan goed Frans spreken.
Zo hoog kan ik niet zingen.
Ik kan het verschil tussen die twee niet uitleggen.
Tom kan een geheim bewaren.
Jij kan niet zwemmen, of toch?
Ze spreekt behoorlijk goed Engels.
Hij spreekt Engels.
Ik kan niet vliegen.
Hij kan Frans spreken en schrijven.
Ze kan niet zo goed piano spelen.
Ik weet dat hij kan tekenen.
Tom spreekt drie buitenlandse talen.
Geen van ons kan Frans.