Examples of using "Thomas" in a sentence and their dutch translations:
Thomas zwom.
Thomas Charles Huston,
- Thomas Edison heeft de lamp uitgevonden.
- Thomas Edison heeft de gloeilamp uitgevonden.
Juffrouw Tomas leert ons geschiedenis.
Ik botste bijna tegen Thomas aan.
Je bent een vriend van Thomas.
Je bent geen pinguïn, Thomas.
Thomas beklom de Everest zonder zuurstof.
Thomas Edison heeft de lamp uitgevonden.
- Tom heeft geen shirt aan.
- Tom heeft geen overhemd aan.
We noemden hem Thomas naar zijn grootvader.
Thomas heeft zijn bijl in het ijs gestoken.
- Tom heeft geen shirt aan.
- Tom heeft geen hemd aan.
- Tom heeft geen overhemd aan.
Tom heeft een halfzus.
Een krokodil heeft Tom opgegeten.
Een krokodil heeft Tom opgegeten.