Translation of "Teach" in Dutch

I teach.

- Ik geef les.
- Ik onderwijs.

We teach.

Wij geven les.

I teach French.

Ik geef Frans.

I teach Spanish.

Ik geef Spaans les.

I teach Chinese.

Ik onderwijs Chinees.

I teach English.

Ik geef lessen Engels.

Do you teach?

- Ben je lerares?
- Ben je leerkracht?

You teach Arabic.

Ze leren Arabisch.

I teach Dutch.

Ik geef les Nederlands.

- Teach me how you do it.
- Teach me how it's done.
- Teach me how to do it.

Leer mij hoe men dat doet.

I'll teach you German.

Ik zal je Duits leren.

Teach judo to me.

Leer me judo!

What do you teach?

Waar geef je les in?

Can you teach me?

- Kan je me het leren?
- Kunnen jullie me het leren?
- Kan u me het leren?

You teach, we listen.

U geeft les, wij luisteren.

Please teach me French.

Leer me alstublieft Frans.

Do you teach Esperanto?

Bent u leraar Esperanto?

- Teach me how it's done.
- Teach me how to do it.

Leer mij hoe men dat doet.

- We'll teach Tom some manners.
- We will teach Tom some manners.

We zullen Tom manieren leren.

- That will teach you a lesson.
- That'll teach you a lesson.

Dat zal je een lesje leren.

Smith College, where I teach,

Smith College, waar ik les geef,

What can you teach us?

Wat kan jij ons leren?

I teach biology and French.

- Ik geef biologie en Frans.
- Ik doceer biologie en Frans.

I'll teach you a lesson.

Ik zal je mores leren.

Teach me some kanji, please.

Leer mij enkele kanji-tekens alstublieft.

Does Tom still teach French?

Geeft Tom nog steeds Frans?

I want to teach French.

- Ik wil Frans onderrichten.
- Ik wil Frans onderwijzen.

Can you teach me Dutch?

Kan je mij Nederlands leren?

I can teach you Dutch.

Ik kan je Nederlands leren.

Can you teach me French?

Kunnen jullie me Frans leren?

- I will teach you to play chess.
- I will teach you how to play chess.
- I'll teach you how to play chess.

Ik zal jullie leren schaakspelen.

- Can you teach me how to steal?
- Can you teach me how to fly?

- Kun je me leren stelen?
- Kun je me leren vliegen?

- It isn't easy to teach little kids.
- It's not easy to teach little kids.

Aan kleine kinderen lesgeven is niet makkelijk.

So we'll teach them code now.

en daarom leren we ze nu coderen.

The teachers teach all day long.

De leraren geven de hele dag les.

Teach me how to do that.

Leer mij hoe men dat doet.

You must teach it to me.

Je moet het me leren.

Teach me how you do it.

Laat eens zien hoe je dat doet.

Could you teach me some French?

Zou je me wat Frans kunnen leren?

I have to teach Mary English.

Ik moet Mary Engels leren.

I'm going to teach in Wales.

Ik ga lesgeven in Wales.

He is going to teach Berber.

Hij zal Berberse les geven.

- You can't teach an old dog new tricks.
- Don't teach an old dog new tricks.

- Je moet een oude hond geen kunstjes leren.
- Je moet een oude aap geen smoelen leren trekken.

- I will teach you to play chess.
- I will teach you how to play chess.

Ik zal jullie leren schaakspelen.

I will teach you to play chess.

Ik zal jullie leren schaakspelen.

I can teach you how to fight.

Ik kan je leren vechten.

I can teach you how to sing.

Ik kan je leren zingen.

Can you teach me how to fly?

- Kun je me leren vliegen?
- Kunt ge mij leren vliegen?

Can you teach me how to steal?

Kunt ge mij het stelen aanleren?

- Do you give lessons?
- Do you teach?

Geef je les?

Don't teach an old dog new tricks.

Je moet een oude hond geen kunstjes leren.

- I am teaching English.
- I teach English.

Ik geef lessen Engels.

We need to teach him a lesson.

We moeten hem een lesje leren.

Literature can teach us much about ourselves.

Literatuur kan ons veel over onszelf leren.

It isn't easy to teach little kids.

Aan kleine kinderen lesgeven is niet makkelijk.

Mary hopes Tom will teach her French.

Mary hoopt dat Tom haar Frans zal leren.

Would you teach me how to make cheese?

Ga je me tonen hoe je kaas maakt?

This was to teach me to think methodically.

Dit was om me methodisch te laten leren denken.

I teach children up to five years old.

Ik geef les aan kinderen tot vijf jaar.

I can teach you how to do this.

- Ik kan u aanleren hoe dat te doen.
- Ik kan je aanleren hoe dat te doen.

I will teach you how to play chess.

Ik zal jullie leren schaakspelen.

I teach classes here five days a week.

- Ik geef hier vijf dagen per week les.
- Ik geef hier vijf dagen in de week les.

I teach English to the second year classes.

Ik doceer Engels aan het tweede jaar.

How many hours a week do you teach?

- Hoeveel uur per week geef je les?
- Hoeveel uur per week geeft u les?
- Hoeveel uur per week geven jullie les?