Examples of using "Strong" in a sentence and their dutch translations:
Wees sterk!
- Ze is sterk.
- Zij is sterk.
Tom is sterk.
Hij is sterk.
Hij is sterk.
Hij is sterk.
Wees sterk!
Zij zijn sterk.
Wij zijn sterk.
Ik ben sterk.
Hou je goed vast.
Sterke kern, sterke benen. Daar gaan we.
- Ze is sterk.
- Zij is sterk.
- Zij zijn sterk.
Die vrouwen zijn sterk.
Tom is sterk.
Hij is sterk.
Hij ziet er sterk uit.
Ze heeft een sterke wil.
Ik was sterk.
- Ze is sterk.
- Zij is sterk.
Tom ziet er sterk uit.
Ik voel me sterk.
Tom is niet sterk.
Ze zijn sterk.
U bent erg sterk.
Ik ben heel sterk.
Deze whisky is te sterk.
Deze koffie is erg sterk.
De wind is sterk.
Je bent resoluut.
Melk maakt ons sterk.
Wat een harde wind!
Sterk als een os.
Een leeuw is sterk.
Die vrouw is sterk.
Ik ben een sterke vrouw.
De man is sterk.
Tom is ontzettend sterk.
Ik was niet sterk genoeg.
De wind was sterk.
Sterk leiderschap was nodig.
- Ze is erg sterk.
- Zij is erg sterk.
Dat touw is sterk.
Alleen de sterken overleven het.
- Ik ben zo sterk als gij.
- Ik ben net zo sterk als jij.
Hij is zo sterk als een paard.
Hij is klein maar sterk.
Je bent twee keer zo sterk als ik.
Maar een clan van 30...
...een sterk zelfbeeld...
- Zingen is zijn sterkste punt.
- Zingen is haar sterkste punt.
Ik heb een sterke backhand.
Er stond een straffe wind.
- Mijn vader heeft graag sterke koffie.
- Pappa heeft graag sterke koffie.
Ze heeft een sterke persoonlijkheid.
Hij heeft een sterke persoonlijkheid.
Zwemmen versterkt de benen.
Tom is groot en sterk.