Examples of using "Owns" in a sentence and their dutch translations:
- Hij heeft een vaatwasser.
- Hij heeft een afwasmachine.
Van wie is die auto?
Wie is eigenaar van dit huis?
- Niemand bezit de maan.
- De maan is van niemand.
Hij bezit veel dure schilderijen.
Hij heeft een eigen huis.
- Mijn grootmoeder bezit veel sjaals.
- Mijn oma heeft een hoop sjaals.
Ze bezit tweeduizend boeken.
De dierentuin heeft twee okapi's.
Hij heeft een heel waardevol armbandhorloge.
Tom bezit een gele sportwagen.
Die Hongaarse acteur bezit enkele bioscopen.
Hij bezit een gele sportwagen.
Ze bezit een gele sportwagen.
Maria bezit een gele sportwagen.
Tom bezit een landgoed in Schotland.
Tom bezit 30% van het bedrijf.
Tom heeft twee huizen en een boot.
Tom bezit een paar zeer waardevolle schilderijen.
Zijn oom bezit niet minder dan tien huizen.
Tom heeft een auto.
Tom heeft drie auto's.
Ze bezit niet veel boeken.
Ik koop het zilver van een man die een mijn bezit.
Tom bezit een nepbedrijf op de Britse Maagdeneilanden.
Tom bezit veel land net buiten Boston.
Tom heeft een espressomachine.
Ik ben op zoek naar de eigenaar van deze gitaar.
Van wie is die auto?
Hij heeft een eigen huis.
Hij bezit veel dure schilderijen.
Hij heeft een kat en twee honden.
- Ze bezit tweeduizend boeken.
- Ze heeft tweeduizend boeken.
Hij heeft een kat en twee honden.