Translation of "Owns" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Owns" in a sentence and their dutch translations:

He owns a dishwasher.

- Hij heeft een vaatwasser.
- Hij heeft een afwasmachine.

Who owns that car?

Van wie is die auto?

Who owns this house?

Wie is eigenaar van dit huis?

Nobody owns the moon.

- Niemand bezit de maan.
- De maan is van niemand.

He owns many valuable paintings.

Hij bezit veel dure schilderijen.

He owns his own house.

Hij heeft een eigen huis.

My grandmother owns many scarves.

- Mijn grootmoeder bezit veel sjaals.
- Mijn oma heeft een hoop sjaals.

She owns two thousand books.

Ze bezit tweeduizend boeken.

This zoo owns two okapis.

De dierentuin heeft twee okapi's.

He owns a very valuable wristwatch.

Hij heeft een heel waardevol armbandhorloge.

Tom owns a yellow sports car.

Tom bezit een gele sportwagen.

That Hungarian actor owns several cinemas.

Die Hongaarse acteur bezit enkele bioscopen.

He owns a yellow sports car.

Hij bezit een gele sportwagen.

She owns a yellow sports car.

Ze bezit een gele sportwagen.

Mary owns a yellow sports car.

Maria bezit een gele sportwagen.

Tom owns an estate in Scotland.

Tom bezit een landgoed in Schotland.

Tom owns 30% of the company.

Tom bezit 30% van het bedrijf.

Tom owns two houses and a boat.

Tom heeft twee huizen en een boot.

Tom owns a few very valuable paintings.

Tom bezit een paar zeer waardevolle schilderijen.

His uncle owns no fewer than ten houses.

Zijn oom bezit niet minder dan tien huizen.

- Tom has a car.
- Tom owns a car.

Tom heeft een auto.

- Tom has three cars.
- Tom owns three cars.

Tom heeft drie auto's.

- She owns few books.
- She doesn't own many books.

Ze bezit niet veel boeken.

I buy silver from a man who owns a mine.

Ik koop het zilver van een man die een mijn bezit.

Tom owns a shell company in the British Virgin Islands.

Tom bezit een nepbedrijf op de Britse Maagdeneilanden.

Tom owns a lot of land just outside of Boston.

Tom bezit veel land net buiten Boston.

- Tom owns an espresso machine.
- Tom has an espresso machine.

Tom heeft een espressomachine.

I'm trying to find the person who owns this guitar.

Ik ben op zoek naar de eigenaar van deze gitaar.

- Whose car is this?
- Whose car is that?
- Who owns that car?

Van wie is die auto?

- He has a house of his own.
- He owns his own house.

Hij heeft een eigen huis.

- He has quite a few valuable paintings.
- He owns many valuable paintings.

Hij bezit veel dure schilderijen.

- He has a cat and two dogs.
- He owns one cat and two dogs.

Hij heeft een kat en twee honden.

- She has two thousand books.
- She owns two thousand books.
- She has 2,000 books.

- Ze bezit tweeduizend boeken.
- Ze heeft tweeduizend boeken.

- He has a cat and two dogs.
- He owns one cat and two dogs.
- She has a cat and two dogs.

Hij heeft een kat en twee honden.