Translation of "Nickname" in Dutch

- What's your nickname?
- What is your nickname?

- Wat is jouw bijnaam?
- Wat is uw bijnaam?

- Do you have a nickname?
- You have a nickname?

Heb je een bijnaam?

My nickname is "Itch."

Mijn bijnaam is "Jeuk".

My nickname is Ryck.

Mijn bijnaam is Ryck.

My nickname is Tom.

Mijn schuilnaam is Tom.

I don't have a nickname.

Ik heb geen bijnaam.

Your nickname is quite lovely.

Uw troetelnaam is heel mooi.

Do you have a nickname?

Heb je een bijnaam?

Why is that your nickname?

Waarom is dat jouw bijnaam?

- Tom said I needed a nickname.
- Tom said that I needed a nickname.

Tom zei dat ik een bijnaam moet hebben.

The nickname ‘bras de fer’, iron-arm.

de bijnaam 'bras de fer', ijzeren arm , verdiende .

Sami gave the math teacher a nickname.

Sami gaf de wiskundeleraar een bijnaam.