Examples of using "Guests" in a sentence and their dutch translations:
Geachte gasten!
Jullie zijn mijn gasten.
We hebben gasten.
Gaan jullie je gang!
Morgen hebben we gasten.
Ze zijn onze gasten.
- Je gasten wachten.
- Uw gasten wachten.
- Jullie gasten wachten.
Het aantal gasten is twintig.
De gasten zijn in de keuken.
De gastheer sneed de kalkoen aan voor de gasten.
Ze krijgen vanavond gasten te eten.
De meeste gasten waren buitenlanders.
Tom liet de gast door naar de woonkamer.
Er zijn veel buitenlanders in het hotel.
Hij verzorgt het vermaken van de buitenlandse gasten.
Hoe later op de avond, hoe schoner volk.
Aan het einde van het feestje bleven er enkel twee gasten over.
We hebben bezoek.
De gasten wensten het gelukkige paar een lang en gelukkig leven toe.
De pensioneigenaar liet de gasten aan hun lot over.
Een van de gasten vertelde me dat ze je Tom zagen kussen.
In de duisternis kon ze hem en zijn gasten horen praten en lachen.
Visite brengt steeds vreugde aan; is 't niet bij het komen, dan bij het gaan.
We hebben bezoek.