Examples of using "Farmer" in a sentence and their dutch translations:
Hij is een boer.
Ik ben een boer.
Tom is een boer.
Hij wilde boer worden.
en een verschrikkelijke amateurtuinier.
Mijn opa was boer.
Tom is een schapenboer.
Tom was een aardappelboer.
Mijn grootmoeder was een pachter.
De boer ging de varkensstal binnen.
Tom is een aardappelboer.
Tom is melkveehouder.
Hij wilde boer worden.
Hij wilde boer worden.
Tom wilde een boer worden.
Maria is een boer, toch?
- Tom is een heel goede boer.
- Tom is een uitstekende boer.
"Spreek niet zo dom!" zei de boer.
De melkveehouder stierf.
Er was eens een arme boer in het dorp.
Tom heeft een baan gevonden bij een lokale boer.
De boer verkoopt zijn boerenbrood op de markt.
Zij was de enige dochter van een rijke Nederlandse boer.
Nou, dat is de situatie waarin bijna elke Spaanse boer zich bevindt!
Dit is Wes Jackson, een boer waar ik wat tijd mee doorbracht in Kansas.
Maria is een schapenboer, toch?
Bij het voorbereiden van deze video hebben we gebeld met CESAR BRAVO, een boer uit Spanje, specifiek
Je zou denken dat de boer het zou weten, beter dan wie dan ook, wat hun land nodig
Valt de boer dood van de tractor, staat aan de bosrand een reactor.
"Ah, jij kleine dief!" zei de boer boos. "Dus jij bent degene die mijn kippen steelt!"