Examples of using "Classroom" in a sentence and their dutch translations:
Het is geen klaslokaal.
de klas is.
Ik ben het klaslokaal aan het inrichten.
- Ik zit in de klas.
- Ik ben in de klas.
Hou jullie klaslokaal schoon.
- Waar is het klaslokaal van Tom?
- Waar is Toms klaslokaal?
We gaan het klaslokaal binnen.
Het lokaal is leeg.
Hij rende het klaslokaal in.
Ik ben het klaslokaal aan het inrichten.
Het klaslokaal was bijna leeg.
zakte de temperatuur in mijn klas.
Een paar jongens kwamen het klaslokaal binnen.
Ik was alleen in het lokaal.
De leerlingen zijn in het klaslokaal.
- Loop niet in de klas a.u.b.
- Niet rennen in de klas, graag.
- Alsjeblieft niet rennen in het klaslokaal.
We ruimen ons lokaal op na school.
We ruimen ons lokaal op na school.
Hebt ge het in de klas opgegeten?
dat onze klas niet hetzelfde was zonder haar
Vorig jaar kwam er een leerling naar me toe
In plaats van 'iemand die de klas afleidt'
Het eerste woord leren we in een klaslokaal.
Je mag in de klas geen lawaai maken.
We ruimen ons lokaal op na school.
Binnen 48 uur kwamen leerlingen naar mijn klas
Zet je hoed af wanneer je een klaslokaal binnenkomt.
Ze stond voor de klas.
Toen ik het klaslokaal bereikte, was ze al weggegaan.
Sommige studenten versierden het klaslokaal met kerstversieringen.
Ik wou dat ik terug kon gaan naar de klas die dag
Er zijn vandaag veel meer leerlingen in het schoollokaal dan gisteren.
Ik was alleen in het lokaal.
Ik kon een leerling horen snurken achter in de klas.
Ze beschuldigden hem ervan, dat hij in de klas zat om voor problemen te zorgen.