Translation of "Clean" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Clean" in a sentence and their dutch translations:

- It's not clean.
- It isn't clean.

Het is niet schoon.

- Clean that window.
- Clean the window.

- Maak dat raam schoon.
- Maak het raam schoon.

It's clean.

Het is schoon.

We're clean.

We zijn schoon.

I'm clean.

- Ik heb niets.
- Ik ben schoon.
- Ik ben clean.

- Clean up the room.
- Clean the room.

Maak de kamer schoon.

- The water is clean.
- The water's clean.

- Het water is schoon.
- Het water is proper.

No clean cloth,

Geen propere doek,

Clean your room.

- Maak je kamer schoon.
- Maak uw kamer schoon.

Clean the room.

Maak de kamer schoon.

Clean the mirror.

Maak de spiegel schoon.

Clean your plate!

Maak uw bord leeg!

Is it clean?

Is het schoon?

Clean the windows.

Maak de ramen schoon.

Clean the window.

Maak het raam schoon.

Clean that window.

Maak dat raam schoon.

Clean your snorkel.

Maak je snorkel schoon.

It's not clean.

Het is niet schoon.

I'll clean up.

Ik zal het opruimen.

Is clean the ocean.

is de oceaan opruimen.

Brush your teeth clean.

Poets je tanden.

Keep your classroom clean.

Hou jullie klaslokaal schoon.

Are your hands clean?

Zijn jullie handen schoon?

Clean up the kitchen.

Maak de keuken schoon.

Let's clean our room.

Laten we onze kamer kuisen.

Keep your room clean.

Hou uw kamer proper.

John's hand is clean.

De hand van Jan is rein.

Please clean those dishes.

Ruim a.u.b. dat vaatwerk daar op.

This table is clean.

Deze tafel is schoon.

Her puppy is clean.

Haar puppy is schoon.

The kitchen was clean.

De keuken was schoon.

Clean up the room.

Maak de kamer schoon.

Is the bath clean?

Is het bad schoon?

The water is clean.

Het water is puur.

The kitchen is clean.

De keuken is schoon.

These plates aren't clean.

Deze borden zijn niet schoon.

This fork isn't clean.

Deze vork is niet schoon.

Our house is clean.

Ons huis is schoon.

Is the chimney clean?

Is de schoorsteen schoon?

- You must clean your room.
- You have to clean your room.

- Je moet je kamer opruimen.
- Je moet je kamer kuisen.

- I have to clean my room.
- I should clean my room.

Ik moet mijn kamer opruimen.

- We must clean up the kitchen.
- We need to clean the kitchen.

We moeten de keuken schoonmaken.

But she was surprisingly clean.

maar ze was verrassend schoon.

You must clean your room.

- Je moet je kamer opruimen.
- Je moet je kamer kuisen.

He keeps his room clean.

Hij houdt zijn kamer schoon.

He put on clean trousers.

Hij deed een propere broek aan.

Cats are very clean animals.

Katten zijn heel propere beesten.

A new broom sweeps clean.

Nieuwe bezems vegen schoon.

I should clean the room.

Ik zou die kamer moeten schoonmaken.

The pink pillow is clean.

De roze kussen is schoon.

Did you clean your room?

Heb je je kamer schoongemaakt?

I need a clean shirt.

- Ik heb een schoon shirt nodig.
- Ik heb een schoon overhemd nodig.

Tom didn't clean the kitchen.

Tom heeft de keuken niet schoongemaakt.

The water is not clean.

- Het water is niet schoon.
- Het water is niet zuiver.

I washed my shirt clean.

Ik heb mijn overhemd gewassen.

I didn't clean the kitchen.

Ik heb de keuken niet schoongemaakt.

I need a clean fork.

Ik heb een schone vork nodig.

Can you clean the kitchen?

- Kan je de keuken schoonmaken?
- Kunnen jullie de keuken schoonmaken?

The bathroom isn't very clean.

De badkamer is niet erg schoon.

- There are clean sheets under the bed.
- There're clean sheets under the bed.

- Er liggen propere lakens onder het bed.
- Er liggen schone lakens onder het bed.