Examples of using "Cheap" in a sentence and their dutch translations:
Alles is echt goedkoop.
Het is heel goedkoop.
Voorraden waren goedkoop.
Wow! Dat is goedkoop!
Wortels zijn goedkoop!
Dit is goedkoop.
Het is spotgoedkoop.
Alles is spotgoedkoop.
- Het zag er goedkoop uit.
- Het leek goedkoop.
Goud is niet goedkoop.
Het was erg goedkoop.
Ons eten is goedkoop.
Deze jurk is goedkoop.
- Vis is goedkoop vandaag.
- Vis is vandaag goedkoop.
Het is een goedkoop restaurant.
Dit artikel is goedkoop.
Aardappelen zijn zeer goedkoop.
Het is niet goedkoop om hier te eten.
Dat is een goedkope uitvlucht.
- Eten is goedkoop in Duitsland.
- Voedsel is goedkoop in Duitsland.
Dat was niet goedkoop, wel?
Maria draagt geen goedkope parfums.
De plastic stoel is goedkoop.
- Het leek zo goedkoop.
- Het lijkt goedkoop.
- Tom drinkt geen goedkope wijn.
- Tom weigert goedkope wijn te drinken.
Goedkoop is duurkoop.
De kaas is niet goedkoop, hij is duur.
Sinaasappels zijn niet zo goedkoop als bananen.
Ze kon zijn goedkope eau de cologne ruiken.
Het is eenvoudig te maken en goedkoop.
Ik wil een goedkoop woordenboek kopen.
Al haar handelswaren waren spotgoedkoop.
We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
Het is goedkoop, maar de kwaliteit is niet zo goed.
De reizen naar de eilanden zijn niet goedkoop.
Dat was maar een goedkoop trucje.
Elk polshorloge is goed, als het maar niet duur is.
Het is het seizoen voor paddestoelen, daarom zijn ze zo goedkoop.
Zal ik dit woordenboek kopen gewoon omdat het goedkoop is?
Het enige wat telt is het vinden van een goedkope auto.
Het kost niet veel, maar de kwaliteit is er ook naar.
Benzine is niet meer zo goedkoop als toen ik met autorijden begon.
- Het is goedkoop, maar de kwaliteit is niet zo goed.
- De prijs is laag, maar de kwaliteit is niet heel goed.