Examples of using "Caviar" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb kaviaar gegeten.
Mennad houdt van kaviaar.
We aten kaviaar.
Ze aten kaviaar.
Probeer wat kaviaar.
Ze hebben kaviaar gegeten.
Ik heb nog nooit kaviaar gegeten.
Kaviaar is een delicatesse.
Tom heeft nog nooit kaviaar gegeten.
Ze aten kaviaar en dronken champagne.
Tom at kaviaar en dronk champagne.