Translation of "Card" in Dutch

- Take a card.
- Pick a card.

Kies een kaart.

Draw a card.

Trek een kaart.

Pick a card.

Kies een kaart.

Pick any card.

Kies een kaart. Maakt niet uit welke.

Discard a card.

Gooi een kaart weg.

Play a card.

Speel een kaart.

- Your credit card, please.
- Please give me your credit card.

Uw kredietkaart alstublieft.

- Choose which card to discard.
- Choose a card to discard.

Kies een kaart om weg te gooien.

Your credit card, please.

Uw kredietkaart alstublieft.

He presented his card.

Hij liet zijn kaart zien.

- How do you use this card?
- How is this card used?

Hoe gebruikt men die kaart?

- Can I pay by credit card?
- Can I pay a credit card?
- Can I pay with a credit card?
- May I pay with a credit card?

- Kan ik met een creditcard betalen?
- Kan ik via creditcard betalen?

- Tom doesn't have a credit card.
- Tom doesn't own a credit card.

Tom heeft geen creditcard.

- Can I pay by credit card?
- Can I use a credit card?

Kan ik met een creditcard betalen?

- Do you have a points card?
- Do you have a rewards card?

Heeft u een klantenkaart?

- Choose which card to discard.
- Choose which card you want to discard.

- Kies welke kaart je wil weggooien.
- Kies een kaart om weg te gooien.

I use my VISA card.

Ik betaal met mijn Visa-kaart

This is my business card.

Dit is mijn visitekaartje.

Can I pay by card?

Mag ik pinnen?

Tom's library card is expired.

Toms bibliotheekpasje is niet meer geldig.

This is my I.D. card.

Dit is mijn identiteitsbewijs.

He pays by bank card.

- Hij betaalt met een bankkaart.
- Hij betaalt met een pinpas.

- I left my card at home.
- I forgot my credit card at home.

- Ik heb mijn kredietkaart thuis vergeten.
- Ik heb mijn creditcard thuis vergeten.

- Can I pay by credit card?
- Can I pay with a credit card?

Kan ik met een creditcard betalen?

- Tom sent Mary a Christmas card.
- Tom sent a Christmas card to Mary.

- Tom stuurde Maria een kerstkaart.
- Tom heeft Maria een kerstkaart gestuurd.

Do you have a credit card?

- Heeft u een kredietkaart?
- Heeft u een creditcard?

George sent me a birthday card.

Georgo heeft mij een verjaardagskaart gestuurd.

He pays with a credit card.

Hij betaalt met een kredietkaart.

Look, this is my business card.

Alstublieft, hier is mijn visitekaartje.

Tom has an automatic card shuffler.

Tom heeft een automatische kaartenschudder.

Tom doesn't have a credit card.

- Tom heeft geen creditcard.
- Tom heeft geen kredietkaart.

Do you have a points card?

Heeft u een klantenkaart?

He sent me a birthday card.

Hij stuurde me een verjaardagskaart.

Can I pay by credit card?

Kan ik met een creditcard betalen?

He paid with a credit card.

Hij betaalde met een creditcard.

Tom has a gold credit card.

Tom heeft een gouden creditcard.

She has a gold credit card.

Ze heeft een Gold creditcard.

Fill out the registration card, please.

Vul de registratiekaart in, alsjeblieft.

Can I pay with a card?

Mag ik pinnen?

This card is not for you.

Deze brief is niet voor jou.

- I'd like to pay by credit card.
- I would like to pay with a credit card.

Ik wil betalen met een kredietkaart.

I forgot to bring my I.D. card.

Ik heb mijn identiteitskaart vergeten mee te brengen.

There is a card on the desk.

Er ligt een kaart op het bureau.

I forgot my credit card at home.

- Ik heb mijn kredietkaart thuis vergeten.
- Ik heb mijn creditcard thuis vergeten.

Tom doesn't have a gold credit card.

Tom heeft geen gouden creditcard.

Can I pay with a credit card?

Kan ik met een kredietkaart betalen?

What's the cash limit on this card?

Wat is de cash-limiet voor deze kaart?

Tom's uncle sent him a Christmas card.

- Toms oom stuurde hem een ​​kerstkaart.
- Toms oom stuurde hem een ​​kerstkaartje.
- Toms oom heeft hem een kerstkaart gestuurd.
- Toms oom heeft hem een kerstkaartje gestuurd.

Have you sent him a Christmas card yet?

Heb je hem al een kerstkaart gestuurd?

I want to pay with a credit card.

Ik wil betalen met een kredietkaart.

What are you doing with Tom's credit card?

Wat ben je aan het doen met Toms creditcard?

I'm calling because I've lost my credit card.

Ik bel om te zeggen dat ik mijn kredietkaart verloren heb.

Tom forgot to send Mary a Christmas card.

Tom vergat Maria een kerstkaart te sturen.

Have you sent Tom a Christmas card yet?

- Heb je Tom al een kerstkaart gestuurd?
- Hebt u Tom al een kerstkaart gestuurd?
- Hebben jullie Tom al een kerstkaart gestuurd?

Let's send Tom a Christmas card this year.

Laten we Tom dit jaar een kerstkaart sturen.

Tom sends me a Christmas card every year.

- Tom stuurt me elk jaar een kerstkaart.
- Tom stuurt me elk jaar een kerstkaartje.

There is no SIM card in my telephone.

Er zit geen simkaart in mijn telefoon.

Last night, my graphics card kicked the bucket.

Gisteren avond heeft mijn grafische kaart de geest gegeven.

I send Tom a Christmas card every year.

- Ik stuur Tom elk jaar een kerstkaart.
- Ik stuur Tom elk jaar een kerstkaartje.

Tom has an organ donor card in his wallet.

Tom heeft een kaart van orgaandonor in zijn portefeuille.

I'm not going to send Tom a Christmas card.

Ik ga Tom geen kerstkaart sturen.

Tom sent everyone in the office a Christmas card.

- Tom stuurde iedereen op het kantoor een kerstkaart.
- Tom heeft iedereen op het kantoor een kerstkaart gestuurd.

Draw a card at the start of your turn.

Trek een kaart aan het begin van jouw beurt.

Draw a card at the end of your turn.

Trek een kaart aan het eind van jouw beurt.

- Let me show you the Christmas card Tom sent me.
- Let me show you the Christmas card that Tom sent me.

- Ik zal je de kerstkaart laten zien die Tom me stuurde.
- Ik zal u de kerstkaart laten zien die Tom me stuurde.
- Ik zal jullie de kerstkaart laten zien die Tom me stuurde.

He sent her some flowers, along with a pretty card.

- Hij zond haar een paar bloemen met een mooie kaart erbij.
- Hij stuurde haar bloemen samen met een mooie kaart.