Examples of using "Belongs" in a sentence and their dutch translations:
Daar hoort het thuis.
Tasmaniƫ behoort tot Australiƫ.
Dat is van mij.
Dit hoort bij jullie.
Dat is van mij, denk ik.
Vuilnis hoort bij het vuilnis.
Deze laptop is van mij.
- Die cd is van haar.
- Deze cd is van haar.
Nu is het van mij.
Deze is van Tom.
Dit huis is van hem.
Deze cd is van hem.
- Dit is zijn auto.
- Deze auto is van hem.
De pet is van hem.
De roos is van Theodore.
Deze auto is van ons.
Dit huis is van Tom.
Deze auto is van haar.
- Deze auto is van hem.
- Deze auto is van haar.
Die fiets is van onze school.
Dat is van mij.
Dit boek behoort toe aan de bibliotheek.
Deze cd is van mijn zoon.
Ik denk dat die paraplu van Tom is.
De pen waarmee ik schrijf is van Tom.
- Dat huis is van mij.
- Dit huis is van mij.
- Dat behoort nu aan mij.
- Nu is het van mij.
Zij hoort bij de nieuwe generatie rockmuziek.
Hoe weet ge dat het van haar is?
Niet alle boeken op tafel zijn van mij.
Deze hoed is van mij.
Dit boek is van Tony.
Dit boek is van jou. Het is niet van mij.
Deze cd is van hem.
De roos is van Theodore.
Het huis waar ik woon, is van mijn ouders.
Deze auto is van hem.
Dan denkt dat deze das van de minnaar van zijn vrouw is.
Deze fiets is van mij.
Dit boek is van jou.
Dat huis is van mij.
Dat is van mij.
Dit boek is van mij.
De mens als een biologisch wezen hoort tot de dierenwereld.
Ik denk dat dit van jou is.
Tom is een babyboomer.
Deze cd is van hem.
Deze fiets is van mij.
De toekomst behoort aan hen die geloven in de schoonheid van hun dromen.
Weet je van wie dit is?
- Dit is zijn huis.
- Dit huis is van hem.
Deze cd is van mijn zoon.
Het is niet mijn paraplu. Hij is van iemand anders.
- Dat is mijn huis.
- Dit is mijn huis.
Weten jullie van wie deze auto is?
- Deze zijn van mij.
- Dat is van mij.