Translation of "'persons'" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "'persons'" in a sentence and their dutch translations:

Women are persons.

- Vrouwen zijn individuen.
- Vrouwen zijn personen.

I know both persons.

Ik ken beide personen.

Our group consisted of five persons.

Onze groep bestond uit vijf personen.

- Women are persons.
- Women are individuals.

Vrouwen zijn individuen.

The plural form of 'person' is 'people', not 'persons'.

Het meervoud van 'person' is 'people', geen 'persons'.

No unauthorised persons will be permitted inside the perimeter.

Onbevoegden zijn niet toegestaan op het terrein.

Any resemblance to real persons, living or dead, is purely coincidental.

Iedere gelijkenis met werkelijk bestaande personen, levend of dood, is puur toeval.

The size of the group should not be more than twelve persons.

De groep mag niet groter zijn dan twaalf personen.