Translation of "Jurk" in Spanish

0.007 sec.

Examples of using "Jurk" in a sentence and their spanish translations:

- Wat een mooie jurk.
- Wat een fijne jurk.

Lindo vestido.

- Waarom draag je geen jurk?
- Waarom draagt u geen jurk?
- Waarom dragen jullie geen jurk?

¿Por qué no llevas un vestido?

Hoeveel kost deze jurk?

¿Cuánto vale este vestido?

Ik strijk mijn jurk.

Estoy planchando mi vestido.

Deze jurk is goedkoop.

Ese vestido es barato.

De jurk is groen.

El vestido es verde.

Carols jurk is lang.

El vestido de Carol es largo.

- Kies een jurk die je bevalt.
- Kies een jurk die jullie bevalt.

Escojan un vestido que les guste.

Je jurk is heel tof.

Tu vestido es muy bonito.

Hiromi draagt een nieuwe jurk.

Hiromi lleva un vestido nuevo.

Deze jurk is erg goedkoop.

Este vestido es muy barato.

Mary draagt een plastic jurk.

Mary lleva puesto un vestido de plástico.

Deze jurk staat je goed.

Este vestido te queda bien.

Mag ik deze jurk passen?

¿Me puedo probar este vestido?

Mijn nieuwe jurk is rood.

Mi vestido nuevo es rojo.

Mijn oude jurk is blauw.

Mi vestido viejo es azul.

Ze droeg een zijden jurk.

Ella llevaba un vestido de seda.

Die jurk staat u goed.

Ese vestido te sienta bien.

Ze droeg een prachtige jurk.

Ella llevaba un hermoso vestido.

Maria droeg een oranje jurk.

Mary llevaba un vestido naranja.

Ze droeg een mooie jurk.

Ella llevaba un bonito vestido.

Je jurk is heel mooi.

Tu vestido es muy bonito.

Kies een jurk die je bevalt.

Escoge un vestido que te guste.

Ik vind deze blauwe jurk leuk.

Me gusta este vestido azul.

Ik heb die jurk zelf gemaakt.

Yo sola hice ese vestido.

Koop de jurk die je wilt.

Compra el vestido que quieras.

- Uw kleed is heel mooi.
- Uw jurk is heel mooi.
- Haar jurk is erg mooi.

Su vestido es muy hermoso.

- Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.
- Mijn grootmoeder heeft een nieuwe jurk voor mij gemaakt.

Mi abuela me hizo un nuevo vestido.

Ze wou erg graag een nieuwe jurk.

Tiene muchas ganas de un vestido nuevo.

Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.

Mi abuela me hizo un nuevo vestido.

Mijn blauwe jurk was bevlekt met bloed.

Mi vestido azul apareció manchado de sangre.

Ze is een jurk aan het naaien.

Ella está cosiendo un vestido.

Ze was blij met haar nieuwe jurk.

Ella estaba contenta con su nuevo vestido.

Deze jurk is te groot voor mij.

Este vestido es demasiado grande para mí.

Ze maakte een rok van haar oude jurk.

Ella volvió a su viejo vestido en una falda.

Wie is het meisje in de roze jurk?

¿Quién es la chica del vestido rosa?

Die jurk past mooi bij haar rode haren.

Ese vestido combina con su cabello pelirrojo.

Haar blauwe schoenen passen goed bij deze jurk.

Sus zapatos azules van bien con este vestido.

Deze jurk is goedkoper dan die van jou.

Este vestido es más barato que el tuyo.

- Ze wast haar kleed.
- Ze wast haar jurk.

Ella lava su vestido.

Mamma heeft een nieuwe jurk voor me gemaakt.

Mamá me hizo un traje nuevo.

Het meisje met de blauwe jurk is Maria.

La niña quien lleva el vestido azul es Mary.

...in een buitengewone, wiebelige, oude dame in een jurk.

en una anciana extraordinaria, tambaleante y fluida con un vestido.

Mijn moeder heeft een nieuwe jurk voor me gekocht.

Mi madre me compró un vestido nuevo.

Ik kan niet kiezen welke jurk ik zal kopen.

No puedo decidir qué vestido debería comprar.

Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.

Compré este vestido a bajo precio.

Mijn moeder kocht vorige zondag een mooie jurk voor me.

Mi madre compró el domingo pasado un hermoso vestido para mí.

Ze zag er heel mooi uit in haar nieuwe jurk.

- Ella se veía muy bella en su vestido nuevo.
- Estaba muy guapa con su vestido nuevo.

Dit is de jurk die ik vorige week heb gemaakt.

Este es el vestido que confeccioné la semana pasada.

- Ze droeg een wit kleed.
- Ze droeg een witte jurk.

- Ella se puso un vestido blanco.
- Llevaba puesto un vestido blanco.

- Mijn kleed past niet meer.
- Mijn jurk past niet meer.

Mi vestido ya no me queda.

Ze had geen jurk om naar het feest mee te gaan.

Ella no tenía ropa para ir a la fiesta.

De bruidegom draagt een zwart pak, de bruid een witte jurk.

El novio lleva un traje negro, la novia un vestido blanco.

- Ik zou dit kleed willen passen.
- Ik zou deze jurk willen passen.

Me gustaría probarme este vestido.

- Het kind draagt een witte jurk.
- Het kind heeft een wit jurkje aan.

La niña lleva puesto un vestido blanco.

Help me alsjeblieft een trui uit te kiezen die bij mijn nieuwe jurk past.

Ayúdame a elegir un suéter que combine con mi nuevo vestido, por favor.

- Ze droeg een lelijk kleed.
- Ze had een lelijk kleed aan.
- Zij droeg een lelijke jurk.

Llevaba puesto un vestido feo.

- Het kind draagt een witte jurk.
- Het kind heeft een wit jurkje aan.
- Het kind draagt een wit jurkje.

La niña lleva puesto un vestido blanco.

- Ze kon zich moeilijk inhouden van lachen toen ze de jurk zag.
- Ze kon haar lach niet bedwingen toen ze het kleed zag.

Apenas pudo contener la risa cuando vio el vestido.