Translation of "Jongen" in Russian

0.008 sec.

Examples of using "Jongen" in a sentence and their russian translations:

Goede jongen.

- Молодец.
- Хороший мальчик.

Welke jongen?

Который мальчик?

- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.

Мальчик убежал.

- Dit is de jongen.
- Het is een jongen.

Это мальчик.

- Hij is een jongen.
- Het is een jongen.

Это мальчик.

- Ik ben een jongen.
- Ik volg een jongen.

- Я мальчик.
- Я парень.

Met twee jongen.

С двумя детенышами.

De jongen springt.

Мальчик прыгает.

De jongen zweeg.

Мальчик молчал.

De jongen slaapt.

Мальчик спит.

- Die jongen rent.
- Die jongen is aan het rennen.

- Мальчик бежит.
- Тот парень бежит.
- Тот мальчик бежит.

- De jongen schrijft.
- De jongen is aan het schrijven.

Мальчик пишет.

- Ik ben een verlegen jongen.
- Ik ben een schuchtere jongen.

Я - юноша стеснительный.

- Die jongen is erg slim.
- Die jongen is erg intelligent.

Тот парень очень умный.

- Ik ben een brave jongen.
- Ik ben een goede jongen.

Я хороший мальчик.

Wees geen slechte jongen.

Не будь плохим мальчиком.

Welke jongen is Masao?

Который из мальчиков Масао?

Iedereen looft de jongen.

Все хвалят мальчика.

Ik ben een jongen.

Я мальчик.

Waar is de jongen?

- Где мальчик?
- Где парень?

De jongen kwam terug.

- Мальчик вернулся.
- Парень вернулся.
- Мальчик пришёл обратно.

Ik zie een jongen.

Я вижу мальчика.

Die jongen is slim.

Этот мальчик умён.

De jongen eet brood.

Мальчик ест хлеб.

Ik zie de jongen.

Я вижу мальчика.

Wat zei de jongen?

Что сказал мальчик?

Die jongen eet niet.

Тот мальчик не ест.

Dit is de jongen.

Это мальчик.

Wie is die jongen?

- Кто этот мальчик?
- Что это за мальчик?

De jongen drinkt melk.

Мальчик пьёт молоко.

Zwijg en luister, jongen!

Заткнись и слушай, щенок!

- De jongen kocht een boek.
- De jongen heeft een boek gekocht.

Мальчик купил книгу.

- De jongen gooide een steen.
- De jongen heeft een steen gegooid.

Мальчик швырнул камень.

- Waar heb je de jongen gezien?
- Waar hebben jullie de jongen gezien?
- Waar heeft u de jongen gezien?

- Где ты видел мальчика?
- Где вы видели мальчика?

Die jongen heeft zwart haar.

У этого мальчика чёрные волосы.

Je bent een goede jongen.

- Ты хороший мальчик.
- Ты хороший парень.
- Ты молодец.
- Вы хороший мальчик.

De jongen begon te huilen.

Мальчик заплакал.

De jongen is heel eerlijk.

Мальчик очень честный.

Hij is geen jongen meer.

- Он больше не ребёнок.
- Он уже не ребёнок.

Hij is een grote jongen.

Он большой мальчик.

De jongen draagt een bril.

Мальчик носит очки.

Hij is de grootste jongen.

Он самый высокий мальчик.

Die jongen is erg intelligent.

- Тот мальчик очень умный.
- Тот парень очень умный.
- Тот парень очень умён.

Ik ben een goede jongen.

Я хороший мальчик.

Je bent maar een jongen.

Ты всего лишь мальчик.

Deze jongen is mijn zoon.

Этот мальчик - мой сын.

De jongen ging naar school.

Мальчик пошёл в школу.

Een jongen of een meisje?

Мальчик или девочка?

Elke jongen heeft een fiets.

У каждого мальчишки есть велосипед.

De jongen koopt een hond.

Мальчик покупает собаку.

Tom is geen jongen meer.

Том уже не мальчик.

De jongen plukt gele bloemen.

Мальчик собирает жёлтые цветы.

De jongen sliep acht uur.

Ребёнок проспал восемь часов.

Je bent een slimme jongen.

Ты умный мальчик.

Kijk hoe de jongen springt.

Смотри, как прыгает мальчик.

De jongen heeft een krant.

У мальчика газета.

De jongen heeft een fiets

У мальчика есть велосипед.

Tom is een kleine jongen.

Том - маленький мальчик.