Translation of "Leert" in Portuguese

Hij leert snel.

Ele aprende rápido.

Hij leert makkelijk.

Ele aprende com facilidade.

Tom leert snel.

- O Tom aprende rápido.
- Tom aprende rápido.

Hij leert zwemmen.

Ele está aprendendo a nadar.

- Jouw vrouw leert me Italiaans.
- Uw vrouw leert me Italiaans.

- Sua esposa me ensina italiano.
- A sua esposa me ensina italiano.

Wie leert jou Frans?

- Quem o ensina francês?
- Quem lhes ensina francês?

Hij leert ons Engels.

Ele nos ensina inglês.

Al doende leert men.

Fazendo se aprende.

Wie leert jou Duits?

Quem te ensina alemão?

Mijn vriend leert Koreaans.

Meu amigo estuda coreano.

Tom leert te programmeren.

Tom está aprendendo programação.

Ze leert ons Frans.

- Ela está nos ensinando francês.
- Ela nos ensina francês.

Tom leert ons Frans.

Tom nos ensina Francês.

- Al lezende leert Lucia veel.
- Lucia leert veel door te lezen.

Lucia aprende muito lendo.

- „Wie leert je Engels?” „Juffrouw Yamada.”
- „Wie leert u Engels?” „Juffrouw Yamada.”
- „Wie leert jullie Engels?” „Juffrouw Yamada.”

"Quem lhe ensina inglês?" "A senhorita Yamada."

Meneer Kato leert ons Engels.

Sr. Kato nos ensina inglês.

Mijnheer Smith leert mij Engels.

O Sr. Smith me ensina inglês.

Leert Tom na het avondmaal?

Tony estuda depois de jantar?

Juffrouw Tomas leert ons geschiedenis.

A senhorita Thomas nos ensina história.

Hoelang leert u al Engels?

Há quanto tempo você estuda inglês?

Al lezende leert Lucia veel.

Lucia aprende muito lendo.

Zijn vrouw leert me Italiaans.

Sua esposa me ensina italiano.

- M'n pa leert me koken.
- Mijn vader leert me hoe ik moet koken.

Meu pai está me ensinando a cozinhar.

In China leert men ook Engels.

- O inglês também é estudado na China.
- Inglês também é estudado na China.

- Hij studeert Chinees.
- Hij leert Chinees.

Ele estuda chinês.

- Leer je Spaans?
- Leert u Spaans?

- Você está ensinando espanhol?
- Você ensina espanhol?

Een wijze leert uit zijn fouten.

Um sábio aprende com seus erros.

Tom leert de piccolo te bespelen.

Tom está aprendendo a tocar flauta.

- Hij leert snel.
- Zij leert snel.
- Hij is een snelle leerling.
- Zij is een snelle leerling.

Ele aprende rápido.

In nood leert men zijn vrienden kennen.

No aperto e no perigo é que se conhece o amigo.

- Maria is aan het leren.
- Maria leert.

Maria está aprendendo.

- Hij studeert ook Chinees.
- Hij leert ook Chinees.

Ele também estuda chinês.

Meer dan een student leert Frans in onze klas.

Mais de um aluno estuda francês na nossa classe.

...maar ik denk dat men meer leert van pijn en lijden...

mas acho que o homem aprende muito mais com a dor e o sofrimento

- Studeert u elke dag?
- Leer je iedere dag?
- Leert u iedere dag?

- Você estuda todo dia?
- Você estuda todos os dias?

- Studeert u elke dag?
- Studeren jullie elke dag?
- Leert u iedere dag?

Você estuda todo dia?

Iedereen die Engels leert zou een goed Engels verklarend woordenboek bij de hand moeten hebben.

Todos os estudantes de inglês devem ter à mão um bom dicionário Inglês-Inglês.

- Sinds wanneer leer je Latijn?
- Sinds wanneer leert u Latijn?
- Sinds wanneer leren jullie Latijn?

Desde quando você está estudando Latim?